Amsterdam slibt dicht met roestig staal
Dames en heren, het ondenkbare is gebeurd: Amsterdam heeft zich tegen haar fietsers gekeerd. Hoewel het grote aantal fietsers een unique selling point van de hoofdstad is – menig toerist zal Van Gogh en Anne Frank vergeten, maar zich naast hoeren en drugs vooral ook de duizenden fietsen herinneren – vindt de stad het welletjes. Voetpaden, pleinen, winkelstraten en verkeersaders slibben dicht met roestig staal. De stad moet gedotterd worden.
In de meeste steden ligt de focus op een autoluwe stad. Automobilisten worden door een zorgvuldig ontworpen labyrint van omleidingen en eenrichtingsverkeer geleid, mogen niet langer dan een uur op straat staan en betalen in een parkeergarage veertig euro per dag. Fietsers daarentegen krijgen veelal vrij spel. Ze mogen overal rijden, overal parkeren, gedoogd door rood, gedoogd bezopen; het maakt allemaal niet uit, zo lang je maar met de fiets gaat en niet met de auto.
Maar niet lang meer. Want, in navolging van de overkill aan automobilisten, kan de Amsterdam nu de overkill aan fietsen niet meer aan. Het zijn er te veel, ze staan fout geparkeerd, verstoppen de voetpaden, worden overal neergeflikkerd en voor dood achtergelaten.
Sommige hebben lekke banden, gebroken kettingen of missen een trapper, wiel of zadel. Andere zijn door hun beschonken eigenaar op een dusdanig onlogische plek geparkeerd, dat die hem eenmaal uitgeslapen en opgedroogd nooit meer terugvinden zal. Die fietsen staan dan wekenlang met een kettingslot aan een brug of lantaarnpaal geketend, als een achtergelaten huisdier aan een boom langs de snelweg.
Het zijn weesfietsen geworden. (Bij de term ‘weesfiets’ stel ik me altijd een klein, rood fietsje voor, dat na lange tijd te zijn verwaarloosd in een overvolle fietsenstalling, uiteindelijk terecht komt in de prachtige, overdekte, verwarmde garage van een grote, kale miljonair, waar het slechts wordt gebruikt voor zonnige fietstochten door het bos en om de krant te halen aan het begin van de oprijlaan.)
Uiteindelijk komt er een busje van de gemeente langs en worden al deze wrakken, wezen en foutparkeerders losgeknipt, liefdeloos achterin gegooid en afgevoerd. En dat is de kern van het probleem. Dat losknippen, ophalen en bewaren van fietsen is namelijk heel erg duur. Zeventig euro per fiets, beweert de gemeente (wat mij eerlijk gezegd schromelijk overdreven lijkt, maar goed).
Daarom gaat stadsdeel Centrum een proef doen met het oormerken van fietsen, zodat eigenaren van fout gestalde fietsen kunnen worden getraceerd en om ze vervolgens op te laten draaien voor de losknip-weghaal-opstalkosten. Zo wordt de stad niet alleen gedotterd, maar krijgt ze ook gelijk een chip geïmplanteerd.
Noem me een anarchist, maar bij dit soort initiatieven zet ik direct mijn hakken in het zand. Ik wil niet worden opgespoord door overijverige ambtenaren. Ik wil niet betalen voor het afvoeren van mijn ingestorte wrak. Ik wil mijn fiets niet in een fietsenstalling hoeven zetten. Ik wil hem gewoon even tegen de pui van de HEMA aangooien terwijl ik in twee minuten een eyeliner en een rookworst haal. Anoniem.
Ik word al genoeg gechipt, gescand en gecookied, van mijn fiets blijf je af. Fietsers zijn het kloppend hart van de stad. En dus is zo’n verplichte chip niet alleen een revitaliserende dotteroperatie, maar ook een ordinaire hartaanval.
Posted by Elise | 0 comments